Impact van het bevriezen van het aantal verpleeghuisplaatsen (WOZO)
Het 'bevriezen' van het aantal verpleeghuisplaatsen zoals gepland in het WOZO levert volgens onze schatting minder op dan het kabinet ervan verwacht. Het effect op kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid hangt af van de van inzet van mantelzorgers en domotica die professionele zorg overnemen en de mate waarin ouderen geclusterd wonen.
Het kabinet zet met het Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) binnen de actielijn “Passende Wlz-zorg” in op verpleegzorg (Wlz) thuis voor ouderen middels het scheiden van wonen en zorg. In de plannen blijft de huidige intramurale verpleeghuiscapaciteit grosso modo gelijk. De groei van verpleegzorg wordt via verpleegzorg thuis geleverd. Wij spreken in dit rapport daarom over het ‘bevriezen van verpleeghuiscapaciteit’ in plaats van het scheiden van wonen en zorg. In opdracht van ActiZ heeft SiRM het effect van deze plannen op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van verpleegzorg in kaart gebracht.
Door het bevriezen van verpleeghuiscapaciteit ontvangen in 2040 ongeveer 63 duizend extra ouderen verpleegzorg thuis in plaats van intramuraal. Wij verwachten dat dit ouderen zijn die intensieve dementiezorg ontvangen (zorgprofiel vv5). Het aantal ouderen dat verpleegzorg vanuit de Wlz ontvangt stijgt van 132 duizend in 2022 naar 258 duizend in 2040. Bij het voortzetten van het ‘oude’ beleid’ (“gedempte groei van verpleeghuiscapaciteit”) ontvangen naar verwachting in 2040 circa 76 duizend ouderen verpleegzorg thuis. Bij het bevriezen van verpleeghuiscapaciteit ontvangen naar verwachting in 2040 circa 139 duizend ouderen verpleegzorg thuis.
In de financiële paragraaf van het WOZO gaat VWS uit van een netto structurele besparing op de Wlz-uitgaven die jaarlijks met €40 miljoen oploopt. In 2040 is deze besparing opgelopen tot €720 miljoen per jaar. In onze berekeningen varieert het effect op de collectieve uitgaven van een besparing van €470 miljoen tot een intensivering van €20 miljoen in 2040. Hierbij onderscheiden we een vrij zeker effect op wonen en een onzekerder effect op verpleegzorg.
De uitgaven aan wonen dalen in 2040 per saldo met €280 miljoen. Dit is het saldo van lagere uitgaven aan wonen binnen de Wlz en hogere uitgaven aan wonen buiten de Wlz. De uitgaven aan wonen in de Wlz nemen met €780 miljoen af omdat voor 63 duizend ouderen wonen niet meer via de Wlz wordt bekostigd. De inkomsten uit eigen bijdrage dalen met €390 miljoen omdat de gemiddelde eigen bijdrage lager is voor zorg thuis. Buiten de Wlz nemen de uitgaven aan wonen met €110 miljoen toe door een hoger beroep op huurtoeslag en door de financieringslasten voor de meerkosten van de geplande verpleegzorgplekken in de sociale huursector.
Twee onzekerheden beïnvloeden het effect van het bevriezen van verpleeghuiscapaciteit op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid: de mate waarin het aantal uren professionele zorg daalt doordat mantelzorgers en/of domotica professionele zorg overnemen en de mate waarin ouderen die verpleegzorg thuis ontvangen geclusterd wonen. Wanneer alle 63 duizend ouderen geclusterd wonen en het aantal uren professionele zorg 10% daalt, dalen de zorguitgaven met €190 miljoen. Dit biedt kansen voor de toegankelijkheid vanwege een lagere druk op de arbeidsmarkt, terwijl de risico’s op kwaliteit beperkt zijn. Het is onzeker of dit in de praktijk reëel is. Als dit niet zo is, en de helft van deze groep ouderen geclusterd woont en mantelzorgers en/of domotica geen uren professionele zorg overnemen stijgen de uitgaven aan zorg met €310 miljoen. De risico's voor kwaliteit en toegankelijkheid nemen dan juist toe, onder andere omdat het voor aanbieders moeilijker is om het leveren van onplanbare zorg te borgen.