Kosten en baten arbocuratieve zorg
Arbocuratieve zorg is zorg die plaatsvindt door de verbinding en/of samenwerking tussen de curatieve en bedrijfs-gezondheidszorg. SiRM en DSP-groep onderzochten op basis van praktijkvoorbeelden de baten van arbocuratieve zorg. We stelden een tentatieve maatschappelijke businesscase op die vanuit maatschappelijk perspectief al snel lonend lijkt.
Arbocuratieve zorg is zorg die plaatsvindt door de verbinding en/of samenwerking tussen de curatieve en bedrijfsgezondheidszorg. Het doel is om ziekte (mede) door of versterkt door werkgerelateerde factoren optimaal te herkennen, te behandelen en te voorkomen en om arbeidsparticipatie van werk(zoek)enden met een (chronische) aandoening te bevorderen en uitval te voorkomen. Arbocuratieve zorg draagt in potentie bij aan de kwaliteit van leven van patiënten, de (ervaren) kwaliteit van zorg en verminderen van arbeidsmarktkrapte.
Curatieve en bedrijfsgezondheidszorg zijn nu gescheiden stelsels en in de praktijk vaak gescheiden werelden. Het aanbod arbocuratieve zorg bestaat mede daardoor vooral uit diverse, veelal tijdelijke en relatief kleinschalige initiatieven. Toegang tot arbocuratieve zorg is vooral afhankelijk van de specifieke zorgverlener die een patiënt heeft. Het ministerie van SZW heeft SiRM en DSP-groep gevraagd om op basis van praktijkvoorbeelden te onderzoeken wat de maatschappelijke baten van arbocuratieve zorg zijn en of deze opwegen tegen de kosten en daarnaast succesfactoren en belemmeringen in beeld te brengen.
We hebben dertien praktijkvoorbeelden onderzocht, waarvan twaalf aantonen dat arbocuratieve zorg maatschappelijke baten oplevert, zoals een snellere terugkeer op de arbeidsmarkt. De kosten bestaan met name uit extra (tijds-)investeringen door zorgverleners uit beide stelsels. Of de baten altijd opwegen tegen de kosten is onbekend. Bij vier praktijkvoorbeelden met een berekening van kosten en baten was het saldo positief. In de andere praktijkvoorbeelden zijn de kosten en zijn de baten vaak niet uitgedrukt in euro’s, waardoor dit onduidelijk is. Hierdoor is het niet mogelijk om in algemene zin te concluderen of de kosten van arbocuratieve zorg opwegen tegen de baten. Eén maatschappelijke businesscase over alle vormen van arbocuratieve zorg is daarnaast niet haalbaar en wenselijk. Arbocuratieve zorg kent hiervoor een te grote diversiteit in organisatie van deze zorg en patiëntgroepen.
Om inzichtelijk te maken of arbocuratieve zorg loont, stelden we een tentatieve maatschappelijke businesscase op voor een beknopte variant. Deze baseerden we op de verschillende varianten van arbocuratieve zorg zoals omschreven in de ‘module arbeidsparticipatie voor medisch specialistische richtlijnen’. Bij de beknopte variant wegen de baten op tegen de kosten als 1 op de 10 patiënten één dag eerder aan het werk gaat. Deze vorm van arbocuratieve zorg lijkt daarmee vanuit maatschappelijk perspectief al snel lonend. Voor de uitgebreidere varianten is beter inzicht in de effectiviteit nodig voor een vergelijkbare analyse.
Alleen een positieve maatschappelijke businesscase is echter niet voldoende voor structurele arbocuratieve zorg. Daarvoor moeten de betrokken zorgverleners prikkels ervaren om samen te werken. Dat is nu door de gescheiden stelsels niet altijd het geval. De onderzochte praktijkvoorbeelden laten zien deze prikkels bijvoorbeeld wel ontstaan door (terug naar) werk expliciet te bespreken in de behandelkamer en als behandeldoel en uitkomstmaat te gebruiken