Wat krijgen we voor onze zorgverzekeringspremie?
Tot 31 december kunnen we onze zorgverzekering weer oversluiten. De premies verschillen tussen zorgverzekeraars, maar zijn niet afhankelijk van onze persoonlijke kenmerken als leeftijd of geslacht. Dat is een gevolg van het solidariteitsbeginsel zoals we dat in Nederland kennen. Toch is het interessant om te onderzoeken wat we, afhankelijk van onze leeftijd, gemiddeld terugkrijgen voor dit premiebedrag. De uitgaven vanuit de zorgverzekeringswet nemen namelijk niet alleen toe met de leeftijd, maar veranderen ook qua samenstelling. Daar gaat deze plaat van de maand over.
Het is weer mogelijk: tot 31 december kunnen we wisselen van zorgverzekeraar. In 2018 betaalden we als Nederlanders samen ongeveer €18 miljard aan zorgpremies. Dit bedrag werd door de overheid aangevuld tot €44,7 miljard (vektis, 2018) en uitgegeven vanuit de zorgverzekeringswet. Maar waar werd dat geld, afhankelijk van onze leeftijd, gemiddeld aan besteed? In de onderstaande figuur lichten we dit op hoofdlijnen toe.
Ggz voor jongeren wordt bekostigd uit de jeugdwet, voor deze plaat van de maand kijken we daarom naar personen vanaf 20 jaar.
Vanaf de volwassen leeftijd stijgen de absolute uitgaven per persoon met de levensjaren mee. Twintigers gebruiken ongeveer €1.200 per persoon per jaar, terwijl mensen boven de 90 jaar ongeveer €9.500 nodig hebben.
Er zijn typen zorg waarvan het aandeel van de uitgaven gedurende het leven redelijk stabiel blijft. De uitgaven voor huisartsenzorg fluctueren bijvoorbeeld tussen de 5% en 12%, en die van farmacie tussen de 7% en 13%. Maar het gebruik van geboortezorg en ouderenzorg is sterk leeftijdsafhankelijk en bovendien blijkt dat óók het (relatieve) gebruik van de geestelijke gezondheidszorg en ziekenhuiszorg gedurende het leven verandert.
Kraam- en verloskundige zorg zijn een belangrijk kenmerk van de zorguitgaven voor mensen tussen de 20 en 40
Bij een twintigjarige zijn de grootste kostenposten medisch specialistische zorg (MSZ) en geestelijke gezondheidszorg (ggz). Samen zijn ze goed voor ruim 70% van de uitgaven en ze blijven in de periode tussen de 20 en 40 jaar het grootste aandeel houden. Al vermindert het aandeel van de ggz en groeit het aandeel van de MSZ naarmate mensen ouder worden. Het aandeel van kraam- en verloskundige zorg is een belangrijk kenmerk van de zorgconsumptie van twintig- tot veertigjarigen. Rond het dertigste levensjaar is dit aandeel het grootst met, zo’n 12% van de totale uitgaven. Dit neemt af richting het veertigste levensjaar en verdwijnt daarna.
Tussen het veertigste en zestigste levensjaar neemt het aandeel van de ggz sterk af
De trend van een groeiend aandeel in uitgaven voor de MSZ en krimpend voor de ggz, zet door richting het zestigste levensjaar. De MSZ is dan goed voor 60% van de zorguitgaven, terwijl het aandeel van de ggz afneemt tot 6%. Tegelijkertijd is er een ander type zorg dat zijn intrede doet: de verpleging en verzorging. Ook het eerstelijnsverblijf (ELV), de geriatrische revalidatiezorg (GRZ) en de eerstelijns ondersteuning krijgen een groter aandeel.
Vanaf het zestigste levensjaar begint de ondersteunende zorg te groeien, wat uiteindelijk het aandeel van de medisch specialistische zorg doet afnemen
Tussen het zestigste en zeventigste levensjaar kent het aandeel van de MSZ zijn piek (61%), waarna deze sterk afneemt door de groei van de verpleging en verzorging enerzijds, en ELV, GRZ en eerstelijns ondersteuning anderzijds. Het aandeel hiervan groeit erg snel, maar pas bij de negentig-plussers is het aandeel MSZ niet meer het grootst.