Niet-effectieve zorg kan waarschijnlijk verder afgebouwd worden
In de plaat van deze maand laten we zien dat het aantal chirurgische ingrepen bij drie aandoeningen nog niet is afgebouwd, alhoewel al 10 jaar bekend is dat de ingreep niet altijd effectieve zorg is. Tussen 2010 en 2019 daalden de ingrepen bij vier aandoeningen tussen de 20% en 60%. De grootste daling is pas vanaf 2014 ingezet. De figuur laat in 2019 nog geen stabiel niveau zien, waardoor een verdere daling van drie van de vier ingrepen mogelijk lijkt.
Als onderdeel van een onderzoek dat wij uitvoerden in opdracht van de Ministeries van Financiën en VWS naar het aandeel niet-effectieve medisch-specialistische ziekenhuiszorg onderzochten we een aantal chirurgische ingrepen, waarvan al sinds 2010 bekend is dat ze niet altijd effectief zijn. Dit deden we op basis van OpenDis gegevens.
In de figuur zien we de ontwikkeling van het aantal ingrepen van 2012 tot 2019 voor knie-artroscopie, etalagebenen (claudicatio intermittens operatief), buisjes in de oren bij kinderen en het verwijderen van keelamandelen (tonsillectomie). Het aantal ingrepen onderging een daling van 20% tot 60% per aandoening. De daling is pas vanaf 2014 en 2015 echt ingezet, terwijl al minstens sinds 2010 bekend was dat de ingrepen niet altijd effectief zijn. Voor knie-artroscopieën was de daling met 60% het sterkst. Het aantal ingrepen zal niet naar nul hoeven dalen, bijvoorbeeld omdat voor sommige patiënten de ingreep wel effectief kan zijn. Daarom is met een afname van 60% vermoedelijk al een groot deel van de niet-effectieve zorg afgebouwd.
Bij geen van de ingrepen is na vijf jaar een stabilisatie van de daling te zien. Hierdoor lijkt een verdere afname voor etalagebenen, buisjes en verwijderen van keelamandelen mogelijk. Ook uit internationale vergelijking blijkt dat het meest effectieve niveau waarschijnlijk nog niet bereikt is. Voor het verwijderen van keelamandelen daalde het aantal ingrepen per hoofd van de bevolking in tien vergelijkbare West-Europese landen tussen 2012 en 2018 met 37%. In Nederland was deze daling slechts 23% (Bron: analyse SiRM op basis van OESO).